Voor de gemiddelde huiseigenaar hoeft het geen groot probleem te zijn. Maar voor de Nederlandse economie als geheel kan een forse daling van de huizenprijs rampzalig uitpakken.
Natuurlijk, leuk is het niet als de waarde van je woning daalt, maar zolang je niet verkoopt merk je er weinig van. Het huurwaardeforfait en de onroerendezaakbelasting gaan zelfs omlaag. Totdat de belastingdienst het doorkrijgt en de belastingpercentages verhoogt, natuurlijk.
Voor starters op de huizenmarkt is een lagere huizenprijs een zegen. Zo kunnen zij eindelijk weer meedoen met het spel.
Mensen die hun huis verkopen voelen de lagere prijs wel in de portemonnee. Maar omdat veel van hen ook weer een ander huis kopen, vallen de financiële gevolgen per saldo toch mee.
De meeste Nederlanders zullen individueel dus niet zoveel last hebben van lagere huizenprijzen. Maar voor alle Nederlanders samen kan het toch voor grote ellende zorgen. Dalende huizenprijzen zijn een macro-economische ramp.
Volgens modelsimulaties van het CPB kan een tien procent lagere huizenprijs zorgen voor een daling van de consumptie met 1,7 procent.
Nederlanders zijn de afgelopen tien jaar gewend geraakt om de overwaarde van de eigen woning bij de bank te verzilveren en vervolgens uit te geven. Vroeger werd de hogere waarde van het huis omgezet in bijvoorbeeld consumptiegoederen en vakanties. Sinds 2004 geldt de bijleenregeling en is alleen de rente voor leningen voor verbouwingen nog aftrekbaar.
De afgelopen jaren gaat de verzilverde overwaarde daarom vooral naar nieuwe badkamers (met jacuzzi en infrarood sauna), luxe keukens (met een ingebouwde espressomachine en minimaal twee stoomovens) en grote serres (met vloerverwarming en automatische zonwering).
Hoe dan ook, de Nederlandse woningbezitter is gewend geraakt zijn huis als pinautomaat te gebruiken. Hoe duurder de huizen, hoe hoger de consumptie.
Als de prijzen dalen, moeten we dus flink bezuinigen. Woningonderhoud moet weer uit het salaris worden betaald. Voor andere uitspattingen blijft minder geld over.
Hoe hard een afkoelende woningmarkt de economie kan raken, bleek aan het begin van deze eeuw. In 2000 steeg de gemiddelde huizenprijs nog met twintig procent. Een jaar later was dit tien procent. En in 2002 werden woningen “nog maar” vijf procent duurder.
Het gevolg was dat er ieder jaar een lager bedrag aan overwaarde viel te verzilveren en de consumptie instortte.
De Nederlandsche Bank becijferde dat de minder snel stijgende huizenprijs zowel in 2001 als 2002 zorgde voor een vol procent minder groei. Zonder de afkoelende woningmarkt was de recessie van begin deze eeuw veel minder diep en pijnlijk geweest.
En dat alleen door een wat minder enthousiast stijgende huizenprijs. Als de prijzen echt gaan dalen, kunnen de economische gevolgen nog veel heftiger zijn.
Het is eigenlijk heel simpel. Neem een modaal jaarinkomen en vermenigvuldig dit met 4,5. Dit is de realistische prijs van een modale woning.
Huizenbezit wordt echter steeds onaantrekkelijker gemaakt door de stijgende O.G. belasting en de stijgende gemeenteheffingen e.d.
Eerst is woningbezit op alle mogelijke manieren gestimuleerd en nu bijna iedereen die dit kan betalen een eigen woning heeft, worden de duimschroeven aangedraaid. TIP: Gewoon lekker huren, voorlopig. Het bezit van een eigen woning is geen spaarpotje meer, het is een bodemloze put.